Foto Kick Smeets

Het zijn soms kleine dingen die een verstoorde relatie tussen een mentor en een jongere kunnen verbeteren. Dat blijkt ook uit het verhaal van Sharmaake Mohamed Ali (42), intercultureel mediator bij het COA. “Deze Somalische jongen was duidelijk blij dat hij met iemand kon praten die hem begreep.”

“Op 18 februari 2021 kreeg ik een mail van Tinka, mentor van alleenstaande jongeren in Utrecht. Een 17-jarige Somalische jongen op haar locatie voelde zich niet goed en zij maakte zich zorgen. De jongen was voor de tweede keer afgewezen voor een verblijfsvergunning en was alle hoop kwijt. Hij zat veel op zijn kamer, ging niet naar school. ‘Het contact met hem is goed, maar ik loop vast in de begeleiding. Misschien kan jij helpen?’ vroeg Tinka mij. De jongen moest weer vertrouwen krijgen, in school, zijn mentor, voogd en de organisaties die hem konden helpen.

Sharmaake Mohamed Ali, COA

Klik

Begin maart reed ik naar Utrecht. ‘Ik weet niet of die meneer mij kan helpen, maar ik wil best met hem praten,’ had de jongen tegen Tinka gezegd. We hadden het over heel veel dingen: Somalië, familie, zijn leven in het azc. Hij was duidelijk blij dat hij met iemand kon praten die hem begreep. We hadden al snel een klik. Ik vroeg hem: ‘Wat vind je nou echt heel belangrijk?’ Dat was school. Ik zei: ‘Dan moet je je daar nu op focussen.’ Eind dit jaar wordt hij 18 en als hij na zijn hoger beroep een negatieve beschikking krijgt, moet hij Nederland verlaten. Ik zei: ‘Kijk wat je in dit jaar kunt bereiken, geef de hoop niet op. Er zijn altijd mensen die jou kunnen helpen, of dat nou bij terugkeer is of wat dan ook.’  

Hoop

Eerlijk gezegd vond ik dit best een lastig gesprek. Zelf ben ik op mijn elfde in mijn eentje naar Nederland gekomen. Dat heb ik hem verteld, maar ik wilde hem geen valse hoop geven. Ik was ik, in die tijd. Hij is hij, in een hele andere tijd. Maar hij wil héél graag in Nederland blijven, heeft doorzettingsvermogen en is slim. Ik gun hem alles, maar ik kan hem geen vergunning geven. Ik kan hem alleen doorverwijzen naar Vluchtelingenwerk, DT&V, IOM, zodat hij met hun hulp de juiste stappen kan zetten.

Van Tinka hoorde ik dat de jongen blij was met mijn komst. Tegen mij kon hij zeggen wat hij wilde. Hij vertelde mij zelf ook dat hij liever met mij praat dan met zijn psycholoog. Dat motiveerde mij om voor hem extra mijn best te doen.

Toekomst

Op 23 maart had ik een tweede gesprek met hem. Hij vertelde dat hij weer naar school ging en na de internationale schakelklas een mbo-opleiding wilde gaan doen. Hij keek weer naar de toekomst. ‘Als ik op mijn 18e geen vergunning krijg, wat dan?’ vroeg hij mij. Ik zei dat het goed was om daar alvast over na te denken. En dat zijn mentor, voogd, DT&V, IOM hem daarbij kunnen helpen. Ook in een terugkeerproject kan hij misschien nog een opleiding doen waar hij later wat aan heeft. Daar zou hij over gaan nadenken. Natuurlijk wil hij het liefst in Nederland blijven, dus ik zei ook: ‘Kijk wat je nog kan doen in deze fase van de asielprocedure.’ Dat zou hij samen met zijn mentor gaan uitzoeken.

Koken

In mei ga ik na de Ramadan nog een keer naar hem toe om de mediation af te ronden. Ik heb beloofd dat we Somalisch gaan koken. Hij mag het gerecht uitkiezen en we gaan samen boodschappen doen. Zijn mentor Tinka eet dan gezellig mee. De komende tijd pakt Tinka de begeleiding weer helemaal op. Zij zet met de jongen op papier waar hij over drie maanden en over een jaar precies wil staan. En ze houden samen in de gaten of het beter of slechter met hem gaat.

Cultuur

Doordat ik zelf veel heb meegemaakt, kon ik deze jongen goed helpen. Het leek soms of de geschiedenis zich herhaalde. Ik stortte me als tiener ook volledig op school, had ook hulp nodig, was net zo verlegen als hij. Dat kon ik hem allemaal vertellen. Het hielp ook dat ik net als hij uit Somalië kom. Somaliërs denken niet in de lange termijn, maar zeggen bij alles ‘inshallah’: ‘als God het wil’. Juist door dat cultuurverschil ging het tussen de jongen en zijn voogd bijvoorbeeld niet goed. ‘Wat is je plan?’ vroeg zij elke keer als ze hem zag. Hij werd gek van die vraag. Omdat ik ook Somalisch ben, zijn taal spreek, vertrouwt hij mij, en kon ik hem die vraag wel stellen.

Afscheid

Laatst vroeg iemand mij: ‘Waarom ben je eigenlijk hulpverlener geworden?’ Het antwoord lijkt misschien egoïstisch: ‘Ik help anderen om mezelf goed te voelen.’ Deze Somalische jongen in Utrecht heb ik echt kunnen helpen, daarom kan ik binnenkort met een goed gevoel afscheid van hem nemen. Het is een lieve jongen. Waar zijn toekomst ook ligt, het komt wel goed met hem.”