Foto Rutger Rog

Te streng of juist te soft: nergens lopen de meningen zo over uiteen als over migratiebeleid. En in dat gepolariseerde landschap opereert Eric van der Burg als staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tussen de partijen. Rustig opstarten was er niet bij, want kort na zijn aantreden brak de oorlog in Oekraïne uit en was het gelijk alle hens aan dek. VreemdelingenVisie sprak met hem over oorlog, opvang en het belang van een goed gesprek.  

De oorlog in Oekraïne is een heftig begin van uw carrière als staatssecretaris. Hoe ervaart u dat?

‘Het is natuurlijk extra hard werken. Niet alleen voor mij, maar voor iedereen die hiermee te maken heeft. Tegelijkertijd realiseer je je dat het er juist op dit soort momenten toe doet. Je kunt echt het verschil maken. Ik ben blij dat ik hierin een rol kan spelen. Bovendien, ik houd er niet van om aan de kant te staan en commentaar te geven. Dan steek ik liever zelf de handen uit de mouwen.’

Het betekent ook veel werk voor de migratieketen, die toch al onder druk stond. Hoe kijkt u daar naar?

‘Het is fijn dat we voldoende opvangplekken hebben voor de Oekraïense vluchtelingen in Nederland. Het is mooi om te zien dat veel mensen zich verbonden voelen met Oekraïners, het zijn natuurlijk ook onze Europese buren. Helaas komen we die opvangplekken tekort als het om andere nationaliteiten gaat. We zien dat andere groepen noodgedwongen op stoelen of op de grond moeten slapen, dat wil je niet. Ik klets me de blaren op de tong om dat te veranderen.’

Hoe vindt u dat er gewerkt wordt door de medewerkers in de migratieketen?

‘Ik zie dat mensen keihard werken. En ondanks dat ze heel hard werken, zijn ze ook nog bereid om een stapje extra te zetten als dat nodig is, bijvoorbeeld nu met de oorlog in Oekraïne. ‘Hier doe ik het voor’, hoor ik mensen daarover zeggen. Ik snap dat goed. Ongeveer de helft van de normale asielinstroom mag hier blijven, dat zijn mensen die onze bescherming nodig hebben. Tegelijkertijd zie ik dat ook medewerkers in de migratieketen gefrustreerd raken door overlastgevende asielzoekers. Logisch, want dat is niet de reden dat zij ooit in de migratieketen zijn gaan werken. Overlastgevers tasten het draagvlak voor migratie in de samenleving aan.’

Gemeenten zijn ook vaak bang voor overlast, waardoor ze geen azc in hun gebied willen. Wat zegt u tegen die gemeenten?

‘Kijk eens, we zijn in Nederland met zijn allen verantwoordelijk voor de opvang van vreemdelingen. Dan kun je niet zeggen ‘not in my backyard’; we moeten het met elkaar doen. En ik wil benadrukken dat het overgrote deel van de azc’ s geen overlast geeft. Ik ken genoeg azc’ s die goed geïntegreerd zijn in de gemeenschap.’

Toch is het vinden van voldoende opvangplaatsen in gemeenten voor het COA een urgent probleem…

‘Dat is zo, ik heb net drie vergaderingen achter de rug waarin dit onderwerp van gesprek was. Ik heb alleen mijn mond, ik kan alleen met praten proberen hieraan iets te veranderen. Er is geen dwingend instrumentarium. Maar ook ik ontvang signalen dat dit mogelijk niet genoeg is. Daarom gaan we nu kijken welke instrumenten mogelijk zijn. Dat wordt de komende periode verder uitgewerkt.’   

Wat niet helpt, is dat de samenleving behoorlijk gepolariseerd is als het over migratie gaat. Wat vindt u daarvan?

‘Er zijn gemengde gevoelens over migratie. Ik snap het goed als mensen zeggen: opvang moet zoveel mogelijk in de regio plaatsvinden. Dat vind ik zelf ook. Maar nu, met de oorlog in Oekraïne, zijn wij de regio. Dat ligt anders voor mensen uit bijvoorbeeld Syrië en Irak. Maar goed, als mensen hier eenmaal aankloppen, gaan we hun asielaanvraag natuurlijk behandelen. Overigens vind ik dat de Afghaanse evacués nog weer een bijzondere positie innemen: die hebben voor ons gewerkt in Afghanistan. Dat schept een verplichting naar ons dat wij hen nu beschermen.’

De IND, die al die aanvragen moet behandelen, staat voor een forse uitdaging. Namelijk om alle aanvragers tijdig een kwalitatief hoogwaardige beslissing te geven met oog voor de menselijke maat. Die tijdigheid was nog weleens een probleem, hoe kijkt u hiernaar?

‘Dat is een groot probleem. De IND kampte de afgelopen jaren met flinke achterstanden. Die zijn met behulp van de taskforce ingelopen, maar daar kwamen nieuwe uitdagingen bij. Ook de IND kreeg te maken met uitval van personeel door corona, net als dat corona elders in de keten voor uitval en vertraging zorgde. Door het opheffen van reisrestricties door corona kwamen er bovendien meer mensen naar hier en daarnaast kreeg de IND een extra belasting door de komst van Afghaanse evacués. Nu komen daar ook de Oekraïense vluchtelingen bij. We zien de wachttijden daardoor weer oplopen. Het is daarom niet alleen noodzakelijk dat de IND extra personeel aantrekt, maar ook dat we kijken naar hoe we sommige procedures sneller en makkelijker kunnen maken, bijvoorbeeld op het gebied van gezinshereniging. Uiteindelijk moet iedere aanvrager door deze procedures. Het mag niet vastlopen.’  

Wie in Nederland geen verblijfsvergunning krijgt, moet terugkeren naar het land van herkomst. Maar dat is nog vaak een probleem doordat landen niet meewerken. Hoe gaat u dit bij uw collega’s en deze landen onder de aandacht brengen?

‘Ook weer door het gesprek aan te gaan. In het coalitieakkoord is opgenomen dat we met deze landen afspraken willen maken over het terugnemen van onderdanen. Dat gaat altijd beter als je ook iets te bieden hebt. Dat willen we ook op Europees niveau doen: niet alleen heeft een aantal Europese landen van oudsher een betere relatie met sommige landen, als je dit gezamenlijk agendeert, heb je ook een sterkere positie en kun je meer bieden.’

Tot slot, wat wilt u aan het einde van uw termijn bereikt hebben?

‘Dat gepolariseerde debat, waar we het al eerder over hadden, dat moet gewoon een goed gesprek worden. We moeten het er met elkaar over hebben wat we wel en niet aankunnen, zonder dat we daar machtsmiddelen voor inzetten. Verder hoop ik dat we concrete stappen gaan zetten op het gebied van terugkeer en wil ik inzetten op rust in de hele migratieketen. Daar is uiteindelijk iedereen bij gebaat.’