Foto Kick Smeets

Ruim een jaar geleden bood een groep vreemdelingenrechtadvocaten de bundel ‘Ongehoord, onrecht in het vreemdelingenrecht’ aan de Tweede Kamer aan. De bundel bevatte 48 cases uit hun praktijk die illustreerden hoe schrijnend het vreemdelingenbeleid, of de toepassing daarvan door de IND, kan uitpakken in individuele gevallen. Barbara Wegelin is vreemdelingenrechtadvocaat en één van de initiatiefnemers van de bundel. Jan Willem Schaper is directeur Juridische Zaken bij de IND. In VreemdelingenVisie vertellen zij over hun ervaringen, hun wensen en het belang van begrip voor elkaars rol. 

Wegelin: ‘Toen vorig jaar de parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) zo pijnlijk duidelijk liet zien hoe het hele systeem gefaald had, moest ik meteen aan mijn eigen praktijk denken. In het vreemdelingenrecht hebben meerdere partijen een rol: de Tweede Kamer, de wetgever, de uitvoering en de rechtspraak. Als vreemdelingenrechtadvocaat zie ik hoe dat systeemfalen ook in het vreemdelingenrecht opgaat. Samen met andere advocaten werd ik benaderd door een groep betrokken burgers. We wilden die parallellen met de POK duidelijk maken aan de hand van casuïstiek, dat werd de bundel.’

Hoe werd de bundel door de IND ontvangen?

Schaper: ‘Die sloeg in als een bom. De vergelijking met de POK paste, en daar is iedere ambtenaar door geraakt. We hebben de bundel geanalyseerd, waarbij een van de conclusies was dat hoewel we in de meeste gevallen juridisch juist hebben gehandeld, de uitkomst desondanks niet altijd rechtvaardig was. Terwijl dat wel één van onze drijfveren is. Bovendien zagen we dat ook onze medewerkers met deze zaken geworsteld hadden. Dat raakte ons, dus hoewel de bundel hard bij ons binnenkwam, wilden we er wel meteen mee aan de slag. En dat paste ook bij de koers die we zelf al hadden ingezet: EY had een onderzoek naar het functioneren van de IND uitgevoerd waaruit mooie aanbevelingen voortvloeiden en ook intern waren we al gestart met een veranderopgave. Een goed contact met de advocatuur paste daarin.’

Sindsdien zitten de IND en de advocatuur geregeld om tafel. Hoe gaan die gesprekken?

Wegelin: ‘Met elkaar praten is altijd beter dan over elkaar praten. Het is goed dat we die gesprekken hebben, maar ik zou graag willen dat dit contact ook doorsijpelt naar andere lagen binnen de IND. Toen ik vijftien jaar geleden als vreemdelingenrechtadvocaat begon, was het heel gewoon om even te bellen met de IND, om even te overleggen. Op een AC liepen we gewoon even binnen. In de loop van de jaren is dat contact steeds formeler en helaas ook defensiever geworden. Wat weer tot gevolg had dat advocaten juist offensiever werden. Ergens onderweg zijn we elkaar kwijtgeraakt en dat is jammer. Ik zeg niet dat je dingen informeel moet ritselen, maar ik mis het goede gesprek. Ik weet in asielzaken vaak niet eens welke medewerker er aan een zaak gekoppeld is of wat ik kan doen om een urgente asielzaak waar met spoed naar gekeken moet worden, aan een medewerker gekoppeld te krijgen.’

Herkent u dat?

Schaper: ‘Jazeker, ik herken dat het contact teveel is verdwenen. Dat komt ook doordat ons werk en onze werkprocessen steeds strakker vastliggen om de volumes aan te kunnen waar we de laatste jaren mee geconfronteerd worden. Maar door op die manier ons werk te organiseren, gaat het gevoel van eigenaarschap bij medewerkers helaas vaak verloren. Dat is natuurlijk niet goed en het bemoeilijkt het contact. Daarom hebben we in het jaarplan van onze directie verankerd dat we meer en beter contact gaan opbouwen met de advocatuur en de rechtbank. Ook proberen wij waar mogelijk onze werkprocessen zo aan te passen dat de medewerker die het verweerschrift schrijft, ook de pleiter in de rechtbank kan zijn. Die vorm van eigenaarschap maakt het makkelijker om contact met elkaar te hebben.’

Voelen jullie die openheid ook naar elkaar in de gesprekken?

Schaper: ‘Die gesprekken helpen enorm. In de uitvoering van het vreemdelingenrecht heeft de advocatuur een belangrijke toegevoegde waarde. Bovendien hebben zij kennis die ik niet heb: zij bieden de IND een overzichtsspiegel door te laten zien hoe beleid uitpakt in individuele gevallen. En Barbara kan mij indringend aanspreken over punten die nog niet goed genoeg gaan. Dat is prima, want we doen dat in mooie openheid naar elkaar en in een goede verstandhouding. Dat is winst, want dat is weleens anders geweest.’

Wegelin: ‘IND’ers zijn geen wrede of slechte mensen die vreemdelingen het leven zuur willen maken. In de zaken die in de bundel aan bod kwamen, hebben IND’ers zelf ook geworsteld met de vraag wat ze moesten doen. Zij gaven aan dat zij zich opgesloten voelden. Soms was dat ook zo, maar soms ook niet. Medewerkers hebben echt meer ruimte dan ze zelf denken.’

U zegt dat de IND te vaak twijfelt of het verhaal van een asielzoeker klopt.

Wegelin: ‘Wat ik zag in de POK, is dat mensen geconfronteerd werden met institutioneel wantrouwen: 'het zal wel niet kloppen, wat jij zegt.' Dat zie ik soms ook in mijn praktijk. Dat heeft met de cultuur in een organisatie te maken, gevoed door de politieke dynamiek rond migratie.’

Schaper: ‘Nieuwe asielmedewerkers worden grondig getraind in een open houding. Maar gaandeweg hun loopbaan worden medewerkers geconfronteerd met aanvragers die in groten getale met precies hetzelfde verhaal komen. Dan ligt het risico op wantrouwen op de loer. We willen graag de aandacht die we hiervoor aan het begin van de opleiding hebben, permanent verankeren in de ontwikkeling van onze medewerkers. Zodat zij zich steeds bewust blijven van de mogelijkheid dat hun eigen overtuigingen meespelen in hun oordeel.’

Wegelin: ‘Dat geldt natuurlijk ook voor advocaten. Ook wij moeten ons werk niet op de automatische piloot doen. Wij moeten aan peer-review of een andere vorm van intercollegiale toetsing doen, waarbij een collega naar jouw werk kijkt. Bij advocaten die op de AC’s werken tot op zitting aan toe. Daarbij kun je kritisch bevraagd worden over waarom je iets op een bepaalde manier gedaan hebt. ‘Omdat ik het altijd zo gedaan heb’, is dan geen antwoord waar je mee weg kunt komen.’

Hebben de gesprekken al tot concrete resultaten geleid?

Schaper: ‘Ja, bijvoorbeeld op het gebied van verblijfsgaten. Voorheen was het zo dat als iemand zonder goede reden iets te laat was met het verlengen van de verblijfsvergunning, de nieuwe vergunning pas inging op het moment dat de aanvraag werd ingewilligd en niet op het moment dat de oude verliep. Dat kon vervelend uitpakken bij bijvoorbeeld een verzoek voor naturalisatie of een vergunning voor onbepaalde tijd. Want dan moet iemand onafgebroken verblijf hebben gehad en begon die termijn opnieuw te tellen na het ‘gat’. Daar pakte het beleid onevenredig uit, want: wat wil je nou precies bereiken met dat gat? Onderzoek liet zien dat het vaak maar om een heel korte termijn gaat en het levert voor niemand een probleem op om in die gevallen gewoon in te willigen. Dat hebben we dus aangepast.’

Wegelin: ‘Nu we het zogenaamde ‘laaghangend fruit’ gehad hebben, worden de gesprekken moeilijker. Maar dat is niet gek en ook niet erg. Vier dagen na de aankondiging van de staatssecretaris dat de termijnen voor asiel en nareis zouden worden verlengd en afhankelijk gemaakt van huisvesting, zaten we met elkaar aan tafel. Dat was natuurlijk geen makkelijk gesprek. De IND begreep heel goed dat dit voor de advocatuur niet acceptabel was, ik zag ook bij hen de worsteling. Dan zit je als uitvoering echt klem. Verder zouden we als advocatuur graag een oplossing hebben voor ouderen, zoals we vroeger hadden met het ouderenbeleid, dat nu afgeschaft is. Maar daar hebben we de politiek voor nodig. En helaas zien we op dat vlak weinig beweging, omdat er zoveel verdeeldheid is. Dus moeten we op zoek naar wat we kunnen doen zonder nieuw beleid. In de gesprekken met de IND zijn we soms bijna bondgenoten.’

Wat staat er nog meer op de agenda?

Wegelin: ‘Ook het MVV-vereiste zouden wij graag anders zien. Ik snap dat je irreguliere migratie wil tegengaan, maar ik heb meegemaakt dat iemand door corona niet naar haar thuisland kon om een MVV op te halen en dat toch moest.’

Schaper: ‘Dan schiet je echt je doel voorbij. Kijk, als het gaat om reguliere aanvragen wordt zo'n 95% ingewilligd, waarvan grofweg 85% binnen het bestaande beleid. Waar het om gaat is dat je die 10 tot 15% herkent waarin dat niet het geval is. Daarvoor moet je maatwerk leveren.’

Wegelin: ‘Sommige mensen vinden dat de hele asielprocedure niet deugt. Daar ben ik het niet mee eens. Wij hebben in Nederland zelfs een hele goede asielprocedure. Soms misschien wel een beetje te goed: als één gezinslid een asielvergunning krijgt, waarom dan het hele gezin horen? Ze krijgen dan toch allemaal een asielvergunning en al dat horen legt een enorme claim op de IND. Misschien moeten niet alle stappen gezet worden als je de uitslag al ziet aankomen.’

Hoe gaan jullie nu verder?

Wegelin: ‘We blijven deze gesprekken voeren. We zijn het niet altijd met elkaar eens, maar hebben begrip voor elkaars positie en rol. We zijn hard op de inhoud, maar zacht op de relatie.’

Schaper: ‘Ik ben blij met dit goede contact en ga me ervoor inzetten dat dit contact tussen IND en advocatuur weer normaal wordt. Kritiek houdt ons scherp en daar wordt ons werk alleen maar beter van.’