Slapende asielzoekers op een grasveld in Ter Apel, gefrustreerde medewerkers en protesten op de stoep: het was geen rustig begin voor Christine Nijkamp, de nieuwe directeur Asiel en Bescherming bij de IND. Afgelopen zomer begon ze in deze uitdagende baan en belandde vanaf dag één in de hectiek: ‘Ik heb enorme bewondering voor de mensen in Ter Apel.’  

Dat was geen rustige inwerkperiode voor u…

‘Toen ik mijn familie en vrienden vertelde dat ik bij de IND zou gaan werken, was de reactie vooral: dat is pittig. Nou, dat was zeker zo. Tegelijkertijd wist ik toen ik begon: ik ga deze problemen niet oplossen. Als IND gaan we over een goede uitvoering van het vreemdelingenbeleid, maar de situatie in Ter Apel gaat veel verder dan dat. Mijn taak is om ervoor te zorgen dat onze medewerkers op een goede manier hun werk kunnen uitvoeren. Daar wil ik wat voor betekenen. En dat is een uitdagende opdracht.’

Uiteraard stond u al snel in Ter Apel. Hoe vond u het om met eigen ogen de situatie daar te aanschouwen?

‘Dat was natuurlijk heel indringend, ook voor mij. Maar het was goed om daar te zijn, zodat ik zelf kon zien waarover ik tot dan toe vooral via de media had vernomen. Ik zag niet alleen mensen op het gras, maar sprak daar ook over met medewerkers. Zij liepen rond met gevoelens van onmacht en waren aangedaan door de situatie recht voor hun werkplek. Ik sprak collega’s die zich hardop afvoegen: ‘heb ik wel genoeg gedaan, wat had ik meer of beter kunnen doen?’ Het antwoord is: niets. En ik vind het erg dat mensen zich dat afvragen: ze leggen zichzelf op dat ze met niets anders meer bezig mogen zijn dan met het werk. Dat vind ik geen goed werkgeverschap. Het is en blijft werk, en wij moeten dat zodanig organiseren, dat medewerkers dat op een goede, maar ook prettige manier kunnen uitvoeren.’

Is het aantrekken van meer medewerkers daarvoor de oplossing?

‘Slechts gedeeltelijk. Op dit moment werven we 300 nieuwe medewerkers voor de directie Asiel en Bescherming, maar die kunnen niet gelijk volledig aan de slag. Het inwerken en opleiden van mensen kost tijd, gemiddeld zo’n negen maanden. Het inwerken gebeurt door ervaren medewerkers, die daardoor tijdelijk zelf minder werk kunnen verzetten. Ik denk dat we eerlijk moeten zijn over wat we als organisatie wel en niet kunnen. De IND is ingericht op het behandelen van 22.000 asielaanvragen per jaar. De huidige instroom, maar ook de toegenomen complexiteit van ons werk, leiden ertoe dat mensen lang moeten wachten op een beslissing. Dat los je gewoonweg niet op met extra mensen of extra geld. De belofte van tijdigheid, die we zo graag willen bieden, kunnen we helaas niet waarmaken. En ik denk dat we daar eerlijk over moeten zijn. We moeten doen wat we kunnen om procedures te verbeteren en waar mogelijk te versnellen, maar de problematiek ligt voor een deel ook buiten de IND.’ 

Wat ziet u, als u naar die problematiek kijkt?

‘Het is vooral een doorstroomprobleem, van statushouders die geen woning kunnen krijgen, waardoor de asielopvang volloopt en er geen ruimte is voor nieuwe asielzoekers. Daarnaast is er sprake van een draagvlakprobleem. Er wordt overal geprobeerd om opvanglocaties te vinden, maar het feitelijke probleem zit in de beperkt beschikbare opvang en de geringe doorstroming. Mijn taak is om het zo goed mogelijk te regelen voor de medewerkers van mijn directie, zodat zij hun werk goed kunnen doen. Maar wanneer doen we het goed? En hoe bereiken we dat dan? Dat is de puzzel die we, samen met alle andere partijen, aan het leggen zijn.’

Hoe ervaart u die samenwerking met andere partijen?

‘De samenwerking verloopt prima. Maar het is een kwetsbare keten: iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen taak, maar problemen bij de ene partij, hebben effect op de andere partijen. Zo maken we mee dat asielzoekers liever op het grasveld blijven wachten op de start van hun procedure, dan dat ze naar opvanglocaties elders in het land gaan. We hebben op dit moment een percentage no-show van 20% voor het aanmeldgehoor, omdat asielzoekers verspreid door het hele land zitten. Het lukt ons niet om dat goed te regelen.’ 

Wat kunt u doen om de situatie te verbeteren?

‘Mijn inspanningen zijn erop gericht om ervoor te zorgen dat medewerkers in staat blijven om hun werk op een goede manier te kunnen doen. Zij zijn niet verantwoordelijk voor wat er misgaat en ik vind het erg dat zij dat gevoel soms hebben. IND’ers doen belangrijk werk, het is mensenwerk bij uitstek. En ik zie de doortastendheid en empathie waarmee onze collega’s hun taak uitvoeren. Daar ben ik trots op en ik gun het hen, dat zij dat ook zijn.’