Foto Kick Smeets

In oktober verruilt algemeen directeur Jannita Robberse de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) voor de gemeente Tilburg. Sinds haar aantreden in 2017 heeft zij zich ingezet voor de verdere ontwikkeling en professionalisering van de terugkeerorganisatie, die dit jaar zijn 15-jarig jubileum viert.

De vreemdelingenketen was nieuw voor u, hoe was dat?

‘Destijds werd bewust iemand gezocht van buiten de vreemdelingenketen. Ik heb ruim dertig jaar ervaring als Rijksambtenaar op verschillende plekken, het laatst als directeur van de regionale dienst Brabant/Limburg van Rijkswaterstaat. Ik had dus ervaring met de uitvoering dicht tegen het beleid en de politiek, maar moest me het werkveld wel eigen maken en een nieuw netwerk opbouwen. Vooral dat laatste kost tijd.’

Wat heeft u willen bijdragen bij DT&V?

‘Mijn bijdrage zag ik vooral in het verder ontwikkelen van de organisatie en het vertellen van ons eigen verhaal. Het werk van de DT&V is complex en omgeven met emotie. We werken al vijftien jaar aan het vertrek van mensen die niet in Nederland mogen blijven. Mensen motiveren om vrijwillig te vertrekken, staat altijd voorop. Pas daarna komt gedwongen vertrek. Ik ben er trots op dat we dat zorgvuldig, humaan en respectvol doen en als organisatie in ontwikkeling blijven.’

Wat zijn de uitdagingen bij het vertrekproces?

‘Het proces van zelfstandig vertrek verloopt in de regel probleemloos. Iedereen die terug wil en meewerkt aan de daarvoor benodigde stappen, kan terug. Gedwongen vertrek is daarentegen een complex proces waarin de opstelling van de vreemdeling grote invloed kan hebben op het al dan niet slagen van een beoogde uitzetting. In onze infographic over het vertrekproces leggen we dat uit aan de hand van stoplichten die tegelijkertijd op groen moeten staan. Er mag bijvoorbeeld geen procedure meer lopen of een rechterlijke uitspraak zijn die gedwongen vertrek verhindert. Ook moet bekend zijn waar de vreemdeling is en wie hij is, om reisdocumenten te kunnen regelen. Door corona is daar nog een stoplicht bijgekomen in de vorm van inreisregels. Nog altijd is voor veel landen buiten de EU bijvoorbeeld een negatieve coronatest verplicht. Een vreemdeling kan die weigeren en daarmee zijn vertrek frustreren. Wij zien daarom graag de mogelijkheid voor het afdwingen van een test toegevoegd aan onze gereedschapskist.

In zijn algemeenheid zie je dat het borgen van de belangen van de vreemdeling de boventoon voert in de wet- en regelgeving. Daardoor staat de uitvoerbaarheid van het vertrekproces onder druk. De eisen voor inbewaringstelling zijn bijvoorbeeld zeer stringent. Dat is iets wat op Europese tafels aangepakt moet worden, net als de toenemende juridische complexiteit en inzet van rechtsmiddelen door vreemdelingen. De Commissie van Zwol signaleerde al eerder dat vreemdelingen door het starten van procedures zo lang in Nederland kunnen verblijven dat de samenleving uiteindelijk terugkeer als onrechtvaardig gaat ervaren.’

In de migratieketen bestaat een grote afhankelijkheid tussen de ketenpartners. Tegelijkertijd heeft iedere organisatie zijn eigen prioriteiten. Hoe hebt u dat ervaren?

‘Elk gerealiseerd vertrek is het resultaat van succesvolle samenwerking tussen spelers uit de keten. Vreemdelingen komen niet zomaar op ons pad, maar stromen onze caseload binnen via de Koninklijke Marechaussee, Politie en Immigratie- en Naturalisatiedienst. Vervolgens hebben we voor het realiseren van vertrek onze ketenpartners hard nodig, zeker als het gaat om gedwongen vertrek. Ook in breder verband hebben we veel belang bij goede relaties. Neem alleen al de contacten die we onderhouden met de ambassades en consulaten van de landen van herkomst en natuurlijk met de landen van herkomst zelf.

De druk op onze ketenpartners is hoog, en dat is niet bevorderlijk voor ons werk. Hierdoor schiet de aandacht voor vernieuwing in de werkprocessen erbij in. Ik denk dan aan de doorontwikkeling van de Regietafel (waar medewerkers van de IND, COA, KMar, Vreemdelingenpolitie en DT&V gezamenlijk toetsen of de identificatie en registratie van nieuw binnengekomen asielzoekers voldoende is afgerond, red.). Maar ook het werk aan het Terugkeerspoor, waarbij we prioriteit toekennen aan dossiers met een kans dat vertrek gerealiseerd kan worden, waarbij zo nodig voorrang wordt gevraagd voor procedures bij IND en rechtbanken.’

Hoe heeft DT&V zich de afgelopen jaren verder ontwikkeld?

‘Toen ik hier begon, zeiden heel veel DT&V’ers dat het tijd was voor een stap in de ontwikkeling van de organisatie. In korte tijd was er een organisatie opgebouwd met processen en protocollen. Tegelijkertijd was daarmee de achterliggende bedoeling van het werk uit beeld geraakt, net als de kernwaarden waaruit werd gehandeld. Het nemen van verantwoordelijkheid lag hoog in de organisatie. Medewerkers wilden meer ruimte om zelf beslissingen te nemen. Ook de samenwerking tussen de onderdelen van de organisatie kon beter. Daar is een intern veranderprogramma uit voortgekomen.

Allereerst hebben we de missie en visie met elkaar herijkt, met de nadruk op samen. Inhoudelijk is die niet veranderd: we hebben de wettelijke taak om vertrek te realiseren. Tegelijkertijd willen we ook onderdeel van de migratieketen zijn en oog hebben voor wat de maatschappij van ons vraagt. Denk aan bepaalde groepen die tot problemen leiden in de keten, zoals enkele jaren geleden de groepen Moldaviërs die opeens binnenkwamen. Daarbij worden wij gevraagd mee te denken over een oplossing, op grond van onze kennis en inzichten. Kijk ook naar wat er in de LVV (Landelijke Vreemdelingenvoorzieningen, red.) gebeurt, daar is in gemeenten behoefte aan. Van recente datum is de expertise die wij inbrengen bij de terugkeer van Oekraïners. Zij zijn rechtmatig in Nederland en zitten dus niet in onze caseload. Maar vanuit de behoefte die daar speelt, zetten wij ons ook hier in.

Belangrijk voor de professionalisering van de DT&V is de gespreksmethodiek ‘Werken in gedwongen kader’. De implementatie is een langdurig proces, waar grote stappen in zijn gemaakt. We zijn dat niet begonnen omdat we meenden dat de vertrekresultaten dan direct zouden verbeteren, want als mensen echt niet willen vertrekken, dan willen ze niet. Maar de methodiek geeft medewerkers wel een goed instrument in handen en draagt bij aan de kwaliteit van de gesprekken.

Momenteel bezinnen we ons op de organisatie van het primair proces binnen de organisatie. Tot nu toe is gedwongen terugkeer ondergebracht in een apart onderdeel. Mogelijk maken we in de toekomst alleen nog onderscheid naar regio’s. Dat zou een logische vervolgstap zijn.’

Over de Dienst Terugkeer en Vertrek

Bij de DT&V werken ruim zeshonderd medewerkers, verspreid over het land. Elke vreemdeling in de caseload van DT&V krijgt een regievoerder toegewezen. Voor het voeren van gesprekken maken zij gebruik van locaties van het COA, de IND en soms de politie.

De insteek van de DT&V is dat de vreemdeling zelfstandig vertrekt. Wanneer dit niet lukt, kan worden overgegaan tot gedwongen vertrek. De vreemdeling wordt dan tot het vliegtuig begeleid. In een beperkt aantal zaken vliegen escorts van de Koninklijke Marechaussee mee. De meeste vertrekken (ca. 60 procent) vinden plaats buiten het zicht van de overheid. Dit staat bekend als zelfstandig vertrek zonder toezicht. Van de vreemdelingen die aantoonbaar vertrekken, doet het merendeel dit zelfstandig.

Zie voor meer informatie en actuele vertrekcijfers www.dienstterugkeerenvertrek.nl. De recent verschenen Stand van de Uitvoering schetst de resultaten, knelpunten en dilemma’s van het werkveld.

Tijdens de coronapandemie nam het werk voor DT&V onverwacht af. Hoe ging de organisatie daar mee om?

In de meerjarenprognose was voorzien dat we in 2020 veel meer werk zouden krijgen. Als dienst hadden we ons daar goed op voorbereid. We hebben mensen aangenomen en een instrument ontwikkeld dat ons zou helpen te kiezen welke zaken als eerste op te pakken. Toen daalde de instroom, maar werd ons wel gevraagd om de organisatie op kracht te houden. Op veel gebieden ging het werk gewoon door, het aantal vreemdelingen in het strafrecht bleef bijvoorbeeld stabiel. Maar de instroom via de IND viel fors terug. Daarmee stonden we voor een bijzonder probleem, namelijk om te zorgen voor voldoende werk.

In eerste instantie hebben medewerkers die tijd benut door achterstanden in te lopen en intern werk te verdelen. Toen de stagnatie langer ging duren, zijn we ook ketenpartners gaan helpen. Zo zijn er in 2021 medewerkers gedetacheerd binnen en buiten de vreemdelingenketen. Momenteel besteden zo’n dertig DT&V’ers een deel van hun tijd aan screeningswerk voor de IND.

Als organisatie willen we flexibel zijn en intern hebben we mooie stappen gezet. We hebben geleerd dat er grenzen zitten aan het flexibel inzetten van medewerkers. Mensen zijn geen pionnen die je zomaar ergens neer kunt zetten. Het werk moet aansluiten bij hun kennis en kunde. Tegelijkertijd moeten ze het ook willen doen.’

Tot slot, wilt u de ketenpartners nog iets meegeven nu u het Rijk verlaat?

Ik ben trots op de inzet van alle medewerkers. Zoals ik al zei: ons werkveld is complex en omgeven met emotie. Blijf het samen doen en zorg goed voor alle medewerkers in het asiel- en vertrekproces. Zorg dat zij de waardering blijven horen.’