Foto Kick Smeets

Toen noodopvang Heumensoord werd geopend, wist woonbegeleider Nikkie Hendriks meteen: daar wil ik werken. Als Nijmeegse is ze trots op de warme ontvangst door haar gemeente. Maar ze ziet dagelijks ook de beperkingen van een noodopvang: “Niemand zegt dat dit een ideale opvanglocatie is.”

“Ik was op vakantie in Frankrijk toen ik een appje kreeg van collega’s: er komt weer een noodopvang in Heumensoord. Ik dacht gelijk: ‘Daar wil ik bij zijn!’ Het nieuws over Afghanistan en de evacués was heftig en ik wilde graag iets voor deze mensen doen. Ik had bovendien indrukwekkende verhalen gehoord van collega’s die in 2015 in Heumensoord hebben gewerkt. Ik mailde vanuit Frankrijk meteen mijn manager.”    

Kamperen

“Op 5 september draaide ik de eerste dag mee in Heumensoord. Er waren op dat moment 400 bewoners. Het was nog een aan- en afrijden van vrachtwagens en graafmachines. Bouwvakkers waren nog van alles aan het opbouwen. Spullen zoals toiletpapier en schoonmaakmiddelen lagen in hoge bergen opgestapeld in de recreatiezaal. De kantoren waren nog niet ingericht. In onze pauzeruimte was nog geen servies en magnetron om je eten op te warmen. Het was echt nog een beetje kamperen.”

Traditionele kleding

“Die eerste dag was indrukwekkend. Het was lekker weer en alle bewoners waren buiten. De kinderen waren aan het spelen. Veel mensen hadden nog de traditionele kleding aan waarmee ze in het vliegtuig waren gestapt. Voor sommigen was dat alles wat ze hadden meegenomen. Ik werk normaal in azc Arnhem waar bewoners meestal al een tijdje zijn. In Heumensoord keken de bewoners me nog onzeker en onwennig aan.”

Dankbaar

“De eerste weken moest ik op de locatie vooral dingen opzetten. De infobalie voor bewoners aankleden. Veel uitleggen aan nieuwe collega’s, want veruit de meesten werkten net bij het COA. Verder gingen we zeker in die begintijd elke dag bij bewoners langs. We maakten een praatje en keken of we ergens bij konden helpen. Het viel me op dat mensen ontzettend dankbaar waren. De opluchting was voelbaar: we zijn veilig.”

Heftig

“De verhalen die ze me vertelden, waren heftig. Het was allemaal echt net gebeurd. Veel verhalen over het vliegveld in Kabul, hoe het er daar aan toe ging. Mensen die door het riool moesten kruipen om bij het vliegveld te komen, die een familielid moesten achterlaten, die iemand kenden die is overleden in de laatste dagen daar. Ik luisterde vooral, zodat bewoners zich gezien en gehoord voelden.”

Wat nu?

“Na een tijdje merkte ik dat mensen waren geland, de eerste shock was verwerkt. Ze vroegen zich af: wat nu? De evacués zijn over het algemeen hoog opgeleid, hebben een hoge functie bekleed. Ze stelden kritische vragen: ‘Hoe lang zitten we hier?’ en ‘Wanneer kunnen de kinderen naar school?’ Ze wilden graag Nederlandse les, een BSN, een eigen huis, zo snel mogelijk starten met hun integratie.”    

“Het is fijn dat de kinderen sinds 19 oktober naar school gaan. Daar zijn ouders blij mee. Daardoor hebben ze even tijd voor zichzelf. Sinds kort kunnen zij zelf Nederlandse les volgen op de Radboud Universiteit en hun Nederlands oefenen tijdens gesprekjes met vrijwilligers in de noodopvang.”

Renclubje

“Het aanbod van activiteiten op de locatie is groot. Vanaf het begin is er een renclubje, georganiseerd door een atletiekvereniging en oud-bewoners die in 2015 in Heumensoord zaten. Bindkracht organiseert dagelijks spelletjes en knutselen voor kinderen. Er is een bieb op locatie, vrouwenactiviteiten, voetbal, elke zaterdag live muziek. In Café de Plak kunnen bewoners eten en kennismaken met Nijmeegse gezinnen.”

“De omgeving was meteen enthousiast. Er kwamen honderden kaartjes binnen om mensen welkom te heten. Overal hangen kindertekeningen. Dat was super mooi, haast ontroerend om te zien. Dat Nijmegen, de stad waar ik zelf woon, de mensen zo welkom heette.”

Niet ideaal

“Het is mooi dat er al veel voor de mensen is geregeld, maar niemand zegt dat dit een ideale opvanglocatie is. Er zitten veel mensen op één kamer, met dunne wandjes, weinig privacy. Ze weten niet wanneer ze naar een regulier azc gaan of een eigen huis krijgen. Ik hoor ook vaker dat bewoners verdrietig zijn, depressieve gevoelens hebben. Alsof de realiteit meer tot ze doordringt: we hebben alles moeten achterlaten.”

Realistisch beeld

“Als woonbegeleider probeer ik een realistisch beeld te geven: het kan lang duren voordat je een eigen huis hebt. Huisvesting is in ons hele land een probleem en de COA-opvang zit vol. Ik probeer ze te motiveren om er desondanks elke dag het beste van te maken, om van die kamer af te komen, het bos in te gaan, mee te doen aan activiteiten.”

Bewonersoverleg

“Ook proberen we elke dag dingen op de locatie te verbeteren. We hebben veertien paviljoens met elk twaalf kamers. Voor elk paviljoen is er een contactpersoon die wekelijks aan een bewonersoverleg met de locatiemanager mag deelnemen. Zo kunnen bewoners aangeven waar ze tegen aanlopen en wat hun ideeën zijn. Het gaat vaak om praktische dingen: mag het licht eerder uit, de douches zijn koud, ik heb te maken met geluidsoverlast.”

Trauma

“Wat ik zelf lastig vind, is dat ik vaak ‘nee’ moet verkopen. Ik kan ze nou eenmaal geen eigen huis geven. Als woonbegeleider wil je vaak meer doen dan je kunt. Dat ervaar ik ook in azc Arnhem, maar nog meer in de noodopvang. Ik vind het soms ook jammer dat het veel praktisch geregel is, terwijl hier mensen zitten die heftige dingen hebben meegemaakt. Als toegepast psycholoog en traumatherapeut in wording zou ik het daar meer met ze over willen hebben.”

Trots

“Ondanks dat het niet ideaal is, vind ik het indrukwekkend dat de noodopvang in korte tijd is opgezet en dat allerlei partijen daarbij samenwerken. Ik ben er ook trots op om in een gemeente te wonen die mensen zo warm ontvangt. Als ik door de stad loop, kom ik weleens bewoners tegen, dat is heel leuk.”

“Tijdens mijn vakantie zag ik de verschrikkelijke beelden van evacués in Kabul. Ik ben blij dat ik nu kan helpen om deze mensen veiligheid te bieden, leuke dingen voor ze te regelen en de opvang zo menswaardig mogelijk te maken.”