Tekst Jeroen Spieker
Foto ANP/Robin Utrecht
Sinds 1990 bepaalt de Dublinverordening welk land verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielaanvraag. In de praktijk blijken ‘Dublinoverdrachten’ nog vaak een grote uitdaging voor DTenV. Gaat het Europese migratiepact hier verandering in brengen?
De Dublinverordening gaat over asielzoekers die asiel aanvragen in een EU-lidstaat, terwijl ze zijn doorgereisd vanuit een andere lidstaat waar ze al asiel hebben aangevraagd, vingerafdrukken hebben afgegeven of een visum hadden. Als dat gebeurt, wordt op grond van de Dublinverordening bepaald welke EU-lidstaat verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. Als duidelijk wordt dat dit een ander land dan Nederland is, is het aan DTenV om ervoor te zorgen dat de asielzoeker binnen zes maanden wordt overgedragen aan dat land. Lukt dat niet, dan verstrijkt de uiterste overdrachtsdatum (UOD). Dat heeft tot gevolg dat de Dublinclaimant alsnog de asielprocedure in Nederland moet doorlopen.
In 2024 droeg DTenV 1.740 Dublinclaimanten over. Dat is bijna dertig procent van de mensen zonder rechtmatig verblijf die Nederland aantoonbaar verlieten. Toch blijkt het in de praktijk nog vaak lastig om Dublinoverdrachten uit te voeren. Met de AMMR, een van de onderdelen van het nieuwe migratiepact, wordt geprobeerd hier verandering in te brengen.
Naar een effectiever Dublinsysteem
‘De bestaande afspraken over welke EU-lidstaat verantwoordelijk is voor het behandelen van een asielaanvraag blijven in de kern hetzelfde’, legt Ard Eertink uit, senior adviseur bij DTenV. ‘Wanneer het gaat over Dublinzaken, moet de AMMR dus niet gezien worden als een stelselwijziging, maar als een poging om het Dublinsysteem beter te laten werken. Daarnaast voorziet de AMMR in een verplicht maar flexibel solidariteitsmechanisme om de EU-lidstaten die onder migratiedruk staan te kunnen ontlasten.’
Bij een groot deel van de Dublinzaken wordt de UOD niet gehaald. Hier zijn verschillende redenen voor, zoals de lange duur van juridische procedures en een gebrek aan medewerking door Dublinclaimanten. Het gevolg hiervan is dat Dublinclaimanten vaker moeten worden opgenomen in de nationale procedure, wat een hogere instroom van asielaanvragen bij de IND en extra bezetting van opvangplekken betekent. Eertink: ‘Het doel van de AMMR is vooral dat alles sneller gaat, bijvoorbeeld door de termijnen voor de IND en rechtbanken te verkorten en de DTenV meer mogelijkheden te geven om Dublinclaimanten binnen de gestelde termijnen over te dragen.’ Daarnaast wordt onder de AMMR het toezicht op Dublinclaimanten uitgebreid en komen er meer gronden om de UOD te verlengen.
Definitie ‘onderduiken’ verbreed
Het is voor Dublinclaimanten verplicht om mee te werken aan een overdracht naar een andere EU-lidstaat. Wanneer een Dublinclaimant niet komt opdagen voor zijn gefaciliteerde overdracht, kan DTenV dat melden. Dit heet een melding ‘Tijdelijk Buiten Bereik Autoriteiten’ (TBBA). Hierop kan de IND de UOD nu tot één jaar verlengen. Straks wordt dat drie jaar. De AMMR geeft bovendien een ruimere definitie van onderduiken. Ook zijn er nieuwe gronden om de UOD te kunnen verlengen, zoals fysiek verzet of het niet voldoen aan medische vereisten.
Het is voor DTenV belangrijk dat duidelijk wordt wat dit in de praktijk betekent. Eertink: ‘DTenV staat echt aan de lat om, samen met de ketenpartners, de verruimde definitie van onderduiken en de nieuwe gronden voor verlenging van de UOD uit te werken. De opgedane ervaring met TBBA-meldingen komt daarbij goed van pas.’
Volgens Eric Mens, als regievoerder bij DTenV betrokken bij de implementatie van het migratiepact, is het belangrijk dat Dublinclaimanten goed geïnformeerd worden over de verplichting om beschikbaar te zijn voor de Dublinprocedure. ‘Ze moeten weten dat we over kunnen gaan op een gedwongen overdracht wanneer ze niet meewerken. De mogelijkheid om de UOD met maar liefst drie jaar te verlengen zal het ook minder aantrekkelijk zal maken om tijdelijk buiten bereik van de autoriteiten te blijven. En ik verwacht dat de AMMR meer eenduidigheid gaat brengen. Op dit moment is er recht op opvang tot aan de overdracht. Dit recht eindigt zodra Dublinclaimanten met onbekende bestemming (MOB, red.) vertrekken, maar als ze TBBA zijn gemeld weer niet.’
Ook qua opvanglocaties is er zicht op verbetering. Wanneer Dublinclaimanten in de noodopvang verblijven, is het nu vaak moeilijk voor DTenV om een overdracht te regelen. Regievoerders van DTenV kunnen daar niet altijd een geschikte gespreksruimte vinden en er moet met meer partners, zoals gemeentes en lokale opvangorganisaties, worden afgestemd om een gedwongen vertrek uit te voeren. Mens: ‘Er worden mogelijk speciale Dublin-opvanglocaties gerealiseerd door het COA. Zo worden Dublinclaimanten op één plek opgevangen en vanaf daar overgedragen naar de verantwoordelijke EU-lidstaat. We hebben daardoor meer grip op de vreemdeling.’
Meer of minder Dublinzaken?
Volgens Mens en Eertink is het nog lastig in te schatten wat de AMMR gaat betekenen in de praktijk. Eertink: ‘Als er inderdaad meer overdrachten gerealiseerd kunnen worden, zou dat betekenen dat er minder Dublinclaimanten in de nationale procedure hoeven te worden opgenomen. Dat heeft vooral gevolgen voor de IND, maar bij een afwijzing van de asielaanvraag stromen deze zaken natuurlijk ook door naar de caseload van DTenV.’
Meer over het asiel- en migratiepact
Zie ook de eerder verschenen artikelen over het asiel- en migratiepact:
Aanmelden VreemdelingenVisie
Wil je de VreemdelingenVisie voortaan in je mailbox ontvangen? Meld je dan aan bij de redactie en je krijgt een bericht als er een nieuwe editie van VreemdelingenVisie is gepubliceerd.